‘Als wij van onze angst bevrijd zijn, bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen.’ (Nelson Mandela)

Meditatie over Mattheus 5:13-16 Zondag 9 februari 2014

boer zoekt vrouwVast hebt u wel eens naar het programma ‘Boer zoekt vrouw’ gekeken. Ik heb dat zelf laatst ook eens gedaan. Gekeken naar boer Jos in Frankrijk, boer Jan in Canada, boer Johan in Denemarken en broer Wim in…..En wie het wil volgen, vanavond is er weer een aflevering. Maar wat ik mij afvraag bij deze boeren, die in kennis worden gebracht met verschillen huwelijkskandidaten, is dit: hoe komen ze tot hun keuze? Waarom stuurt boer Johan de éne Ingrid van zijn erf en mag de andere Ingrid blijven? En de andere boeren. Wat doet hen kiezen voor de één, voor Evelyne, voor Saskia? Waarom is hun oog op hen gevallen? Waardoor zijn zij in de ogen van de boeren bijzonder, maken ze het verschil met de andere vrouwen? Eén van de boeren antwoordde: Zij heeft het gewoon. Maar wat het verschil maakte, kon hij niet zeggen. Enkel dat het verschil maakte, dat gaf de doorslag.

Ik kom er op, omdat Jezus in de lezing met zoveel woorden zijn toehoorders op het hart drukt ook het verschil te maken. Jullie zijn het zout der aarde; maar als het zout flauw wordt, dus, waarmee moet het worden gezouten? Dus, als het geen verschil meer maakt, wat heeft het dan voor zin om zout toe te voegen. Dan deugt het voor niets meer dan naar buiten geworpen te worden waar de mensen eroverheen lopen;  of in de taal van ‘boer zoekt vrouw’ die wordt resoluut van het erf gestuurd.

Maar waarin maken Jezus’ toehoorders het verschil? En als wij ons vandaag ook tot die toehoorders rekenen: waarin maken wij het verschil?`

Ik heb met die vraag de hele week rondgelopen. En steeds mezelf afgevraagd: waarin maak ik zelf het verschil? Totdat ik ontdekte dat Jezus niet in enkelvoud, maar in meervoud spreekt. Niet tot mij en u, afzonderlijk, maar tot ons als groep, als kring, als gemeente.  Waarin maken jullie het verschil? Zoals we ook  verderop zullen ontdekken, dat Jezus consequent ‘jullie’ blijft zeggen. Dus: waarin maken wij het verschil?

Die vraag komt niet uit de lucht vallen. Mattheüs vertelt in zijn evangelie hoe Jezus plaats heeft genomen op een berg. En nadat Hij Zich had nedergezet, kwamen zijn leerlingen tot Hem. Gek, eigenlijk, had u ook niet altijd gedacht, dat Jezus is blijven staan? Dat hij staande het woord tot de leerlingen richt? Niet dus, Mattheüs vertelt expliciet dat Jezus zich neerzet. Gaat zitten. Toevallig? Nee, want wat doen koningen, als ze het paleis binnengaan? Wat doet onze koningin op de derde dinsdag van september, als ze de ridderzaal binnenkomt? Dan gaat ze zitten op de troon. Om inderdaad daarna de troonrede uit te spreken.

Zo, vertelt Mattheüs, gaat ook Jezus op de berg zitten om daarna zíjn troonrede te houden. Trouwens het noemen van die berg is ook niet zonder betekenis. Het heeft geen geografisch, maar een theologisch doel: nu kunnen Schrift en traditie ter sprake gebracht worden. De berg Sinaï wordt in de herinnering geroepen. Daar sloot God een verbond met het volk Israël en dáár schonk Hij via Mozes de Thora aan zijn nieuwe verbondspartner. In dat perspectief moeten we ook de Bergrede in het evangelie naar Mattheüs plaatsen. Op deze theologische `berg Sinaï’ geeft Jezus aan al diegenen die op weg zijn naar het koninkrijk Gods zijn radicale interpretatie van de geboden uit de Thora. Want horen we Jezus zeggen:

Denk niet dat ik gekomen ben om de Wet of de Profeten af te schaffen. Ik ben niet gekomen om ze af te schaffen, maar om ze tot vervulling te brengen. Ik verzeker jullie: zolang de hemel en de aarde bestaan, blijft elke jota, elke tittel in de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn.  Wie dus ook maar een van de kleinste van deze geboden afschaft en aan anderen leert datzelfde te doen, zal als de kleinste worden beschouwd in het koninkrijk van de hemel.

Paulus zou het daar absoluut niet mee eens zijn; voor hem is Christus het (doel)einde van de wet, Thora’, maar  Mattheüs denkt daar heel anders over.  Voor hem houden de geboden hun betekenis met het oog op de komst van het koninkrijk. Maar wie ze onderhoudt en dat aan anderen leert, zal in het koninkrijk van de hemel in hoog aanzien staan. Om het heel kort te formuleren; voor Mattheüs maakt niet Christus het verschil, maar dienen wij zelf het verschil te maken. Dus niet vóór ons, maar dóór ons.

Maar hoe, op welke manier?

Vroeger wisten wij dat heel goed. Tenminste in de kerk waarin ik groot ben geworden. Op zondag gingen we niet naar de kermis, niet naar het zwembad, niet naar de bioscoop. Ik noem maar wat. En ouderen weten nog wel dat je de zondags de fiets ook z’n rust moet gunnen. Heb ik het goed dat protestanten zich met name in de zondagsheiliging onderscheidden van de rest van de samenleving? In ieder geval is dat het beeld dat de buiten wacht van ons heeft. Jullie mogen toch niet fietsen op zondag?  En zo was er nog wel veel meer dat niet mocht en heel veel, dat omgekeerd juist wel moest.

Maar juist in het Mattheüs evangelie zal Jezus dit navolgen van regeltjes scherp kritiseren. En zal hij de farizeeën voor houden:

Wie zou er onder u zijn, die één schaap heeft en die, als dit op een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de sabbat wèl te doen. Want de Zoon des mensen is heer over de sabbat.

Maar we maken het verschil evenmin door vast te houden aan puur uiterlijke rituelen. Want zo zegt Jezus, als de farizeeën ontdekken dat zijn leerlingen hun handen niet wassen, als ze brood eten,

En waarom overtreedt u het gebod van God, alleen om uw eigen traditie in stand te houden?  Want God heeft gezegd: “Toon eerbied voor uw vader en moeder, ”en ook: “Wie zijn vader of moeder vervloekt, moet ter dood gebracht worden.” Maar u leert: “Wie tegen zijn vader of moeder zegt: ‘Alles wat van mij is en voor u van nut had kunnen zijn, bestem ik tot offergave, ‘ die hoeft zijn ouders geen eerbied te tonen.” Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie.

Dat laatste moeten we even op ons in laten werken. Wij mensen kunnen dus zelfs met de beste bedoelingen Gods woord ontkrachten door het ondergeschikt te maken aan de regels, die wij er zelf bij hebben verzonnen. Zegt Jezus in het Mattheüs-evangelie. En die citeert daarbij de profeet Jesaja:

Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen. 

Het is natuurlijk gemakkelijk om daarmee met de vinger naar andere kerken en andere godsdiensten te wijzen: het katholicisme, de islam, maar komen we ook niet zelf uit een kerk van menselijke, al te menselijke voorschriften?

Ja, zult u misschien zeggen, maar waarin moeten we dan het verschil maken? Het is inderdaad waar: we kunnen ons zo camoufleren dat we niet meer van de rest van de samenleving  te onderscheiden zijn. Een zodanige schutkleur aannemen, dat we er helemaal niet meer door opvallen. Een priester draagt tenminste nog een boordje, een non of monnik zijn habijt en moslimvrouwen een hoofddoekje. Maar wij? Hooguit hebben we een sticker op een auto. Maar als het daarbij blijft, wat, zal Jezus vragen, is dan het verschil:

is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? Want ik zeg jullie: als jullie gerechtigheid niet groter is dan die van de Schriftgeleerden en de Farizeeën, zullen jullie zeker het koninkrijk van de hemel niet binnengaan.

Nog even terug naar boer zoekt vrouw; toen de uitverkorene van boer Johan gevraagd werd of ze wist, waarin ze het verschil maakte, antwoordde ze: nee, ik zou het niet weten, ik ben gewoon zoals ik ben: mezelf. En als we hetzelfde eens aan het een chemicus zouden vragen: hoe komt het dat zout het verschil maakt? Dan zou hij zeggen: Omdat het is, wat het is. Daar hoeft het zout niets bijzonders voor te doen. Daar hoeft het alleen maar voor te zijn, zoals het is.

En als we het een natuurkundige zouden vragen: hoe komt het dat licht licht geeft? Dan zou hij zeggen: dat is nu juist het karakter van licht; daarom noemen we het licht. Daarom, voegt Jezus er aan toe, steekt men ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Daarvoor is licht namelijk bedoeld.

Behalve, behalve, wanneer je niet wilt dat het licht gezien wordt. Behalve wanneer je bang bent, dat het licht je zal verraden, behalve als je bang bent, dat het licht je vijanden zal lokken, behalve wanneer je bang bent, dat het licht je tot doelwit maakt. Moesten om die reden in de oorlog niet de ramen verduisterd worden? Omdat de bezetter bang was dat het licht, zelfs het kleinste straaltje door het kleinste kiertje de geallieerde vliegtuigen zou aantrekken, de weg wijzen.

Zou het kunnen, dat wanneer de angst regeert, het zout z’n kracht verliest en het licht verduisterd raakt? Als wij ons in ons leven door de angst laten bepalen?

Wij staan tesaam voor het gericht voor goed of kwaad te kiezen,

schreef Henk van Randwijk in Vrij Nederland,

een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.

En het lijkt, alsof Jezus, of beter Mattheüs dat ook beseft. Dat angst een gemeente van volgelingen van haar kracht berooft. En daarom, om haar te bemoedigen, een hart onder de riem te steken, besluit Jezus zijn zaligsprekingen met:

Gelukkig wie vanwege de gerechtigheid vervolgd worden, want voor hen is het koninkrijk van de hemel. Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten.

Ik ben van na de oorlog en ken deze angst eigenlijk alleen uit de verhalen. Van mensen, die de bezetting hebben meegemaakt, van mensen, die 65 jaar geleden naar Nederlands-Indië zijn uitgezonden geweest, van mensen, die achter het ijzeren gordijn hebben gewoond. Ik ben een bevoorrecht kind en ik hoop u ook. En toch weet ik, heb ik gemerkt dat angst je op de gekste momenten kan overvallen. In de spreekkamer van de dokter, op de werkvloer, als je door een controle moet, noem nog eens wat op. En soms wordt die angst ook bewust opgeroepen, gebruikt.  “We weten je te vinden.” “Als je dat doet, maken we je af.” “Ik zal er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat je nooit meer aan de bak komt.” Of subtieler, zoals ik vorig jaar te horen kreeg: “Denk je nooit eens aan je toekomst?”

Is het resultaat niet in alle gevallen hetzelfde? Dat we angstig worden, schuchter, voorzichtig? Onze mond houden? Ons zelf censureren?

Zo werkte de Stasi in Oost-Duitsland. Net zoals alle andere veiligheidsdiensten in dictaturen. En ook in de kerk was angst een machtig wapen, dat veelvuldig gebruikt werd.

Maar laat ik dit zeggen: Jezus is niet gekomen om ons bang te maken, maar om ons moed te geven. En Mattheüs schrijft zijn evangelie niet om ons klein te houden, maar om ons sterk te maken. En  de angst, elke angst te overwinnen door hem recht in de ogen te kijken en te benoemen.  Ben je bang dat je vervolgd zult worden vanwege de gerechtigheid, weet dan: je hebt het koninkrijk van God aan je zij. Ben je bang dat je omwille van mij uitgescholden zult worden, vervolgd en van allerlei kwaad beticht, wees niet bang, want je hebt de hemel aan je kant. 

En als we onszelf vragen:

“Wie ben ik om briljant te zijn, prachtig, talentvol, fantastisch?”

vraag ik jou op mijn beurt,

“maar wie ben jij om dat niet te zijn?

Je bent een kind van God.

Je onbelangrijk voordoen bewijst de wereld geen dienst.

Er is niets verlichts aan je klein te maken,

opdat andere mensen zich bij jou niet onzeker zullen voelen.

We zijn allemaal bedoeld om te stralen als kinderen.

We zijn allemaal geboren om de glorie van God die in ons is, te openbaren.

Die is niet alleen maar in sommige van ons, die is in iedereen!

En als wij ons Licht laten stralen,

geven we onbewust andere mensen toestemming hetzelfde te doen.

Als wij van onze eigen angst bevrijd zijn,

bevrijdt onze aanwezigheid vanzelf anderen.

[