oftewel: de verheerlijking van Jezus van Nazareth
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het is al weer 30 jaar geleden, dat ik met een aantal van jullie op stap ben geweest naar Dippoldyswalde.https://pgschagen.nl/dipps Het moet in 1993 geweest zijn. Ik herinner me toen een bezoek aan Theresienstadt,[1] het modelconcentratiekamp, en hoe we daar stilstonden bij de monumenten, die herinnerden aan de gevangenen, die herinnerden aan het onrecht, die herinnerden aan de wreedheden en de volstrekte willekeur. En het lot van de bijna 90.000 joodse mensen, die vandaar verder werden gestuurd naar de vernietigingskampen in Polen.
Wat ik toen ik niet besefte, was dat we op een steenworp afstand waren van een ander gevangenenkamp in de buurt van Praag, waar tot een met herfst 1989 politieke gevangenen werden vastgehouden.[2] Eén ervan was Vaclav Havel, de beroemde dissident en oprichter van Charta 77, die vanwege zijn kritiek op de communistische heersers tot vierenhalf jaar gevangenisstraf was veroordeeld.[3] Precies veertig jaar geleden, februari 1983, kwam hij, na een ernstige longontsteking te hebben opgelopen, vrij.
In zijn brieven aan zijn vrouw Olga schrijft hij openhartig over zijn lotgevallen in de gevangenis en hoe hem dat diep wanhopig maakt.
Het is zo paradoxaal dat juist ik, een uitgesproken liefhebber van harmonie, iemand die zou willen dat alle mensen voortdurend van elkaar hielden en lief voor elkaar waren – dat juist ik eigenlijk m’n hele leven lang in een of ander conflict verwikkeld ben. Bovendien wen ik er nooit aan: alles maakt me nu nog steeds nerveus – net als twintig jaar geleden, misschien nog wel erger – ik beleef alles heel intensief en kan veel dingen niet goed verdragen, ik maak me vaak zorgen om alles, enzovoort, enzovoort. En dat gaat zo maar door, het verandert niet en het zal waarschijnlijk altijd wel zo blijven. Vreemd. Heel vreemd.”[4]
Maar ondanks deze wanhoop of juist ín deze wanhoop vertelt Havel hoe hij op een morgen een visioen kreeg.
‘Ik zat op een hoop roestig ijzer en staarde naar de kroon van een enorme boom die zich uitstrekte over de hekken, het prikkeldraad en de wachttorens die me ervan scheidden. Terwijl ik keek … werd ik overmand door een ervaring die moeilijk te beschrijven is…. Ik werd overspoeld door een gevoel van volstrekt geluk en harmonie met de wereld en mijzelf, van in harmonie zijn met dat moment, met alle momenten die ik me voor de geest kon halen, en met al het onzichtbare dat er achter ligt en betekenis heeft. Ik zou zelfs zeggen dat ik op een of andere manier was ‘getroffen door liefde’, maar ik weet niet precies voor wie of wat. [5]
Misschien, als Havel een bijbel had gehad, dat hij misschien zich herkend had in in de gebeurtenis, die Matheüs beschrijft: het visioen van de verheerlijking.
Want net zoals Havel leefde ook Jezus niet in een democratie, niet in een vrij land, maar maar in een door de Romeinen overheerst en bezet land, waarbij openbare uitingen nauwlettend in de gaten werden gehouden. En de tempelreiniging, waarbij Jezus het tempelplein schoon had geveegd, was in de ogen van de bezetter een subversieve daad, een regelrechte provocatie. Het had hem tot een dissident gemaakt. En om die reden was Jezus uitgeweken naar het noordelijke Galilea. Tot zover de overeenkomst.
Maar dan valt ook het verschil op. Waar Havel niet weet door wie of door wat hij wordt aangeraakt, is dat in het visioen van Jezus op de berg heel duidelijk.[6] En worden de twee mensen met wie hij in gesprek is, door de leerlingen geïdentificeerd als Mozes en Elia.
Ik heb er eigenlijk altijd overheen gelezen en me nooit echt afgevraagd hoe of waardoor Jezus wist met wie hij in gesprek was. Waaraan hij hen had herkend. Ik heb die stap altijd overgeslagen en ben in mijn uitleg altijd direct overgegaan naar de betekenis: Mozes als representant van de thora, en Elia als representant van de profetische geschriften. [7]
Maar, zoals ik hier al eens eerder heb verteld, ben ik de laatste jaren wakker geschud, of zoals u wilt, zijn mij de schellen van de ogen gevallen, in ieder geval lees ik nu dit verhaal over Jezus in gesprek met Mozes en Elia met andere ogen. En vergelijk ik dat met verhalen van mensen, die soortgelijke ervaringen hebben gehad, gekend.
Want in het laatste interview, dat Matthijs van Nieuwkerk had met zanger, troubadour Boudewijn de Groot n.a.v. zijn nieuwste cd windveren vertelde deze laatste, dat hij hoopte zijn moeder terug te zien.[8]
Hoe meer ik dichter bij kom
Hoe meer ik aan je denk
En misschien zal het gebeuren
Ik weet het niet
En zul je blij verrast zijn, als je ziet –
En zul je blij verrast zijn, als je ziet
Dat ik naar je wenk
Het was duidelijk, dat Matthijs van Nieuwkerk hier niet mee uit de voeten kon. Mooi verhaal, stamelde hij. Maar mij maakte dat zo nieuwsgierig, dat ik op zoek ging naar een boek, dat ik van Boudewijn had staan. En bij het lied ‘moeder’[9] dat hij ooit geschreven had, las ik hoe hij bij het zingen van dit lied meer dan eens kippenvel had gekregen.
“Tijdens een van mijn optredens, zo schrijft hij,[10] kwam er na afloop een dame naar me toe die zei, dat ze bij het lied over mijn moeder haar zelf achter me had zien staan.
Hoewel Boudewijn toegeeft hier wel een soort antenne voor te hebben, moet hij blijkbaar ook z’n wenkbrauwen hebben gefronst, want bij dit soort beweringen, zo schrijft hij, heeft scepsis toch meestal de overhand. En in een poging om de dame als fabulant te ontmaskeren, vraagt hij haar op welk moment ze dan wel zijn moeder had gezien. En nu citeer ik letterlijk uit zijn boek:
Ze noemde een regel uit het lied en ik wist me glashelder te herinneren dat dat het moment was geweest, waarop ik tijdens het zingen kippenvel had gekregen. Dus zei ik dat tegen haar. “Natuurlijk”, zei ze, “uw moeder stond op dat moment achter u.”[11]
Tot zover Boudewijn de Groot. Ik was perplex. Maar het verhaal is nog niet uit. Want waar ik het lef vandaan haalde, ik weet het niet, maar ik heb daarna de stoute schoenen aangetrokken en Boudewijn de Groot na dit interview een brief geschreven. En verteld van mijn eigen ervaring.
En wat hij mij toen terugschreef, wil ik u in deze preek niet onthouden.
“Je had dus een soortgelijke ervaring als ik. Er gebeuren vreemde dingen, waar jij als dominee wel een verklaring voor zult zoeken (en misschien ook vinden) in een religieuze richting.”
Ja, het klopt! Ik had een soortgelijke ervaring als Boudewijn de Groot; in het interview in 2021 jaar heb ik daar over verteld.[12] En zonder die ervaring had ik hier niet gestaan.
Maar een verklaring, zoals Boudewijn denkt, heb ik niet; het enige, wat ik zie, is de overeenkomst met verhalen uit de bijbel, waarin mensen net zo verbijsterd zijn, als signalen vanuit het hemelrijk, de overkant, hen bereiken. En dat die signalen pas door mensen worden opgepikt, begrepen, als iemand hen de betekenis ervan uitlegt.
Want, zo schrijft de Frans Canadese filosoof Charles Taylor in zijn boek ‘een seculiere tijd’, dit soort ervaringen komen ook vandaag nog voor. Alleen het verschil met vroeger , zegt Charles Taylor, is dat zulke ervaringen als die van Havel voor de moderne tijd zo moeilijk te bevatten zijn. We hebben er geen taal, geen referentiekader meer voor. En dat komt, zo legt hij uit, doordat de moderne mens niet meer gelooft in het bestaan van een goddelijke orde , terwijl dat voor de Europese mens van 1500 volstrekt vanzelfsprekend was.[13]
En misschien denkt u dat ook, want ja, in die tijd geloofde men nog in engelen. Zo heb ik zelf ook lang gedacht: dat de bijbel sprookjes vertelt en dat dit er één van is. Maar in al die jaren, dat ik dominee ben en veel en vaak opgetrokken ben met mensen, die iemand hadden verloren, ben ik er anders over gaan denken, anders naar gaan kijken. Als mensen mij toevertrouwden, wat ze hadden gedroomd, wie ze in hun droom hadden gezien, en wat ze hen hadden horen zeggen. Vaak had zo’n droom hen getroost, gerust gesteld, bemoedigd.
Want anders dan de dromen, die we zelf bouwen – onze wensdromen voor de toekomst– zijn dit dromen, die net andersom naar óns toekomen. We verzinnen ze niet. Maar ze komen naar ons toe. Niet per post of via email of facebook. Maar in en door dromen. Die we ontvangen op onze meest onbewaakte ogenblikken, als ons brein slaapt, maar onze ziel waakt.
Maar, hoor ik u denken, als wij die dromen niet zelf verzinnen, verzonnen hebben, wie dan wel? Van wie zijn ze dan afkomstig?
In de bijbel doen ze daar niet moeilijk over. In de bijbel is het duidelijk, dat God zelf de afzender is. En zijn engelen de postbodes, die ons vervolgens de brieven bezorgen. In, via onze dromen. Maar ook nu in onze tijd dromen mensen van engelen, waarvan ze in hun droom feilloos weten, dat het engelen zijn, die hen verschijnen, hen aanraken en soms hen zelfs toespreken. En als ik die verhalen mag geloven, dan hebben mensen in die bewuste engel even vaak een mens herkend, of beter, de mens, die ze in hun aardse leven zo goed gekend hebben, de mens, man, vrouw, moeder, vader, kind, om wie ze zo vaak bittere tranen hebben gehuild.
En als u nu net zoals ik de wenkbrauwen fronst, omdat u het nu toch wel wat zweverig vindt worden…. Wist u, wist je, dat één van de bekendste en mooiste popsongs op deze wijze tot stand is gekomen? Dat een droom, zo’n droom Paul McCartney geinspireerd heeft tot het schrijven van Let it Be!?
In de moeilijke tijd, die The Beatles eind zestiger jaren doormaakten, droomde hij op een nacht van zijn vroeg gestorven moeder, Mary McCartney. Net zoals John Lennon had Paul ook zijn moeder al op jonge leeftijd moeten missen, maar juist daarom was die droom voor Paul McCartney zo bijzonder, niet alleen, omdat hij haar zag, herkende, maar ook omdat hij haar hoorde spreken; en heel geruststellend tegen hem hoorde zeggen, dat alles goed zou komen. Letterlijk hoorde hij haar in zijn droom zeggen: “Maak je niet zoveel zorgen, het komt wel goed.” En deze droom inspireerde hem tot het schrijven van Let it Be[14]
When I find myself in times of trouble
Mother Mary comes to me
Speaking words of wisdom, let it be.
And in my hour of darkness
She is standing right in front of me
Speaking words of wisdom, let it be.
Let it be, let it be.
Het lijkt op het visioen dat Mattheüs beschrijft. Ook Jezus bevindt zich in ’times of trouble.’ En beseft welke donkere uren er voor hem zullen volgen. Plotseling, zo staat er, verschenen aan hen, Mozes en Elia, En als je dit nauwkeurig leest, dan worden Mozes en Elia niet alleen door Jezus herkend maar ook door zijn leerlingen Petrus, Johannes Jacobus. Zij zien Jezus in gesprek met Mozes en Elia en dan vraag je je af: waaraan hebben ze hen herkend? Hoe wisten ze dat Mozes en Elia waren. Het enige antwoord, dat je dan van hen krijgt, zo is mijn ervaring, is: we weten het, omdat we het weten.’
Op zulke momenten staat mijn verstand stil en begrijp ik des te beter de onbeholpenheid van Petrus om drie tenten op te slaan. Want, zo voegt Lucas eraan toe, hij wist niet wat hij zei.[15]
En om die reden, maar wellicht ook om hen te beschermen tegen spot en laatdunkendheid, cynisme en ongeloof bindt Jezus hen op het hart
‘Praat met niemand over wat jullie hebben gezien voordat de Mensenzoon uit de dood is opgewekt.’[16]
De leerlingen krijgen iets mee: een visioen, dat ze hebben gezien. Ze mogen het meedragen als een geheim, als een bijzondere ervaring, herinnering van licht. Net zoals Havel in de communistische gevangenis. Net zoals Paul McCartney, Boudewijn de Groot.
Maar ze mogen er pas over spreken, als de tijd er rijp voor is, als Jezus zich na zijn dood aan hen heeft gemanifesteerd, als Jezus is opgewekt, – of hoe wil je dat noemen – naar de overkant is gegaan en vanaf die overkant zijn boodschap naar de achtergebleven leerlingen zendt.
Dan zullen ze er over mogen spreken, als de gebeurtenissen in het aardse leven van Jezus in een totaal nieuw licht zijn komen te staan, als zijn aardse leven in het teken van God trouw is komen te staan. En zijn opwekking uit de dood als teken, bewijs, dat, waar het biologische leven ophoudt, het spirituele leven verder gaat. En soms door ons als een presentie voelbaar en kenbaar is. En voor sommigen zelfs herkenbaar.[17] Ik weet niet goed hoe. Want ik heb er geen verklaring voor, want net zoals Paulus schreef, zien we nu
nog maar een afspiegeling, maar straks van aangezicht tot aangezicht. [18]
Dat heeft ook Petrus ervaren, begrepen en daarom zal dezelfde Petrus, die hier op de berg z’n tenten wilde opslaan, op de markt van Jeruzalem z’n stem laten horen:
Laat het hele volk van Israël er zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld.’[19]
Dan heeft Petrus begrepen dat er belangrijker dingen in het leven zijn dan enkel het eigen geluk en het eigen hachje. Dan heeft hij geleerd dat hij niet op de berg kan blijven, maar de straat op moet, de wereld in. Dan is hij tot het inzicht gekomen, het geloof dat God zelf door Jezus heeft gesproken, dat God zelf in Jezus heeft gehandeld, dat God zelf in deze mens heeft gewoond, dat God zelf in deze mens heeft geleden, dat mensen niet alleen deze mens, maar in deze mens God zelf hebben gekruisigd en gedood. Dan heeft Petrus ervaren, gezien dat God in deze mens sterker bleek dan de dood. Dan mag hij niet langer zwijgen, omdat God zelf niet heeft gezwegen. Dan moet hij z’n stem laten horen, omdat God zelf het beslissende woord heeft gesproken,
dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en Messias is aangesteld.’[20]
Dat blijft de weerbarstige kern van het christelijk geloof, voor Grieken een dwaasheid, voor joden een aanstoot. Maar juist daardoor weten dat we dat de God van Jezus Christus eindeloos van mensen houdt en tot op het bot met hen begaan is en tot in zijn merg met hen meelijdt. Amen.
[1] Theresienstadt (Duits) of Terezín (Tsjechisch) was in de Tweede Wereldoorlog de tot concentratiekamp en getto veranderde Tsjechische vestingstad Theresienstadt. Theresienstadt was vooral een doorgangskamp voor Joden die meestal spoedig naar Auschwitz-Birkenau of andere vernietigingskampen werden gestuurd. Op 10 juni 1940 nam de Gestapo het bevel in Terezín over. Tsjechische en Moravische verzetsstrijders werden in het fort gevangen gehouden. Vanaf november 1941 zou de stad Theresienstadt (de Grote Vesting) dienstdoen als getto voor gedeporteerde Joden. Daarmee was Theresienstadt een concentratiekamp geworden.Op 30 oktober 1941 werd SS-Obersturmführer Siegfried Seidl door Adolf Eichmann belast met het opzetten van het getto. Van november 1941 tot juli 1943 functioneerde Seidl als eerste commandant van het getto. Het kamp Theresienstadt opende officieel zijn deuren op 24 november 1941. Veel Joden uit Tsjecho-Slowakije werden naar Terezín gedeporteerd. In de zomer van 1942 werd de niet-Joodse bevolking van Theresienstadt weggestuurd. Onder de nieuwe bevolking bevonden zich vele kunstenaars, musici en juristen. Daardoor ontstond er een druk cultureel leven in het getto. Het kamp herbergde, naast volwassenen, ook zo’n 11.000 kinderen. In de kinderslaapzaal waren wandschilderingen van Jo Spier. De Joodse gettobevolking had ogenschijnlijk een zekere mate van zelfbestuur: de raad van ouderen. Deze raad had onder andere de taak om lijsten op te stellen van wie gedeporteerd zou worden en wie niet. Weigerde men met de Duitsers mee te werken, dan zouden simpelweg alle bewoners gedeporteerd en vermoord worden. Ondertussen werden de leefomstandigheden in Theresienstadt steeds slechter. Waar eerst zo’n 7.000 Tsjechoslowaken hadden gewoond, waren nu 50.000 mensen gehuisvest. Er was weinig voedsel en alleen al in 1942 stierven er zo’n 16.000 bewoners. Inwoners die zich verzetten tegen de Duitsers of anderszins iets deden dat volgens de Duitsers niet door de beugel kon, kwamen in het “kleine fort” (de gevangenis) terecht, waar de leefomstandigheden nóg slechter waren. In 1943 werden vijfhonderd Deense Joden naar Terezín gestuurd. De Deense regering stond er op dat het Rode Kruis toegang kreeg tot de gevangenen. Eind 1943 kreeg het Rode Kruis toestemming om in 1944 de stad te bezoeken. Daarop richtten de nazi’s nepcafés en winkels op in het kamp, om het geheel de aanblik te geven van een normale woonplaats. Om de overbevolking voor het Rode Kruis verborgen te houden werden vele Joden naar Auschwitz gestuurd. Daardoor zaten de overgebleven gevangenen met niet meer dan drie mensen op een kamer. Het Rode Kruis was ’tevreden’ over de opvang van Joden en rapporteerde dienovereenkomstig; men had zich compleet laten bedotten.De list was zó succesvol, dat er een propagandafilm over Theresienstadt werd gemaakt: Theresienstadt: Ein Dokumentarfilm aus dem jüdischen Siedlungsgebiet oftewel ‘Een documentaire uit het Joodse vestigingsgebied’. De film werd opgenomen gedurende tien dagen, draaibegin was 1 september 1944[5]. In de film wordt gedaan alsof Hitler de Joden een mooie stad heeft geschonken. De film toont gevangen Joden die sport beoefenen of winkelen in het kamp. Na de opnamen werden zowel de acteurs als regisseur Kurt Gerron naar Auschwitz gestuurd en daar vergast. Met de film wilden de Duitsers de geruchten over concentratiekampen voor Joden de kop in drukken. Het was de bedoeling dat de film, via het Rode Kruis, de wereld rond zou gaan. Bij de bevrijding van Theresienstadt werd de film door de geallieerden gevonden. De film wordt vandaag de dag nog steeds vertoond in het museum op de plek van het kamp.Toch bouwden de nazi’s nog in 1945 ook in Theresienstadt een gaskamer, in een gang van de vestingmuur bij de vroegere Litomerice Poort. Die gaskamer is nooit in gebruik genomen.
Theresienstadt was naast een modelstad ook een doorgangskamp, want 62,6% oftewel 88.196 Joden uit het getto werden naar een ander kamp gestuurd. Waarvan de helft naar Auschwitz, 8.000 naar Treblinka en verder nog naar Lublin, Izbica, Riga, Zamasc, Sobibór, Warschau en Minsk[6].Toen de geallieerden oprukten, wilde de kampleiding sporen uitwissen. Hiervoor moesten alle jongens uit Theresienstadt een menselijke keten maken tot aan de Eger, op deze manier werden bijna 34.000 doosjes as overgegooid, op ieder doosje stond een naam en een nummer. Vervolgens werd de as in de Eger gegooid en de doosjes verbrand[7]. Op 3 mei 1945 droegen de nazi’s de controle over het kamp over aan het Rode Kruis en op 8 mei werd Theresienstadt officieel door het Rode Leger bevrijd. Er waren toen 2.971 overlevenden. Theresienstadt had de twijfelachtige eer om een reserveringskamp te zijn. Hoewel de situatie in de overige reserveringskampen beduidend beter was, was ook Theresienstadt bedoeld om mensen te sparen voor een ander doel: propaganda.
Van november 1941 tot april 1945 werden 139.667 Joden gedeporteerd naar Theresienstadt, 33.818 van hen stierven in de stad zelf aan ontbering, ziekte, marteling of door executie. 88.000 Joden werden vanuit Theresienstadt gedeporteerd naar vernietigingskampen (vooral Auschwitz en Treblinka). Bij de bevrijding waren nog 19.000 gevangenen in leven. Van de gedeporteerde Joden die in de vernietigingskampen terechtkwamen overleefden slechts 3000. Van de 10.500 kinderen in het getto zouden er een schamele 142 de oorlog overleven. Een groot deel van de gevangenen werd geëxecuteerd net voordat de geallieerden Theresienstadt bevrijdden, en in massagraven gedumpt. Deze werden na de oorlog herbegraven naast de vesting.
[2] Havel was in 1977 een van de grondleggers van Charta 77, een beweging die de Tsjecho-Slowaakse overheid wees op schendingen van mensenrechten. Deze beweging kreeg veel erkenning en steun in de westerse wereld. Havel was de grote organisator en werd een van de drie woordvoerders van de groep. Na de beëindiging van de Praagse Lente in 1968 kreeg Havel een publicatieverbod opgelegd en werd zijn paspoort ingetrokken omdat zijn publicaties de overheid onwelgevallig waren. Vanaf deze tijd waren de activiteiten van Havel veel meer politiek gericht. De Tsjecho-Slowaakse overheid beschouwde hem als gevaarlijk. In het westen kreeg hij steeds meer bekendheid als dissident. Zes leidende figuren van Charta ’77 werden in 1979 tot lange gevangenisstraffen veroordeeld. Havel kreeg 4,5 jaar gevangenisstraf en dwangarbeidvoor ‘subversie’. Het leverde hem na drie slopende gevangenisjaren een zware longonsteking op, die hem bijna het leven kostte. In totaal zat Havel tussen 1970 en 1989 hij drie maal gevangen en bracht in totaal vijf jaar in gevangenschap door.
[3] in de gevangenis was het begin van een bestaan waarin iedere dag iets naars, iets engs, lastigs of ontregelends kon gebeuren. Eindeloos vaak werd er opgeroepen voor verhoor, een enkele keer werd er met knuppels geslagen, geschopt, gescholden. Eenmaal werd er geschoten: op de hond van Vaclav en Olga Havel, die door een agent van de veiligheidsdienst voor hun huis zinloos om zeep werd geholpen.
In het magistrale ‘Macht der Machtelozen’ legde Havel uit wat hem dreef: op den duur is een totalitair stelsel niet bestand tegen mensen die ‘leven in waarheid’. Maar zelfs als het politiek niet werkt, zijn er heel goede redenen voor mensen om te blijven leven alsof het totalitaire stelsel niet bestaat, te blijven denken, praten, handelen en schrijven als innerlijk vrije mensen.
Havels politieke denken draaide om morele waarden, humanisme en individuele verantwoordelijkheid, niet om strategiën, organisaties en principes van staatsordening.
[4] Brieven aan Olga. De buitenwereld leverde het ‘Brieven aan Olga’ op. Filosofische kenners hadden kritiek, maar buiten hen ontkwam geen lezer aan de indruk dat hier een groot, eerlijk, geestig en sympathiek mens zijn ziel blootlegde. Het enige kleine – gelukkig is Havel nooit alléén maar groot – aan de ‘Brieven’ is het herhaalde zeuren dat Olga meer moet schrijven en lief voor hem moet zijn, terwijl hij weinig lieve woorden aan haar verspilt en haar de groeten laat doen ‘aan mijn vriendinnen, als ik die nog heb’. Door strenge zelfobservatie weet de gevangene Havel, wanhopig depressief van het gevangenisleven, zwaktes te doordenken tot ze bijna een kracht zijn geworden”
[5] De Canadese filosoof Charles Taylor (1931) haalt die passage aan tegen het einde van zijn nieuwe boek A Secular Age. Pg. 950 Havel brieven aan Olga pg. 331-332
[6] Ger Groot Het mysterie-tekort; bespreking van ‘A Secular Age’, over de relatie tussen religie en de rede. NRC 18 januari 2008 Waarom, zo vraagt Taylor zich af, zijn ervaringen als die van Havel voor de moderne tijd zo moeilijk te bevatten? En hoe is het gekomen dat voor de Europese mens van 1500 het bestaan van een goddelijke orde volstrekt vanzelfsprekend was, terwijl nu het exacte omgekeerde daarvan het geval is?
[7] Dit schrijft ook Jan Greven http://jangreven.nl/2015/04/
Lang geleden, ik was vierdejaars student Theologie, moest ik voor het vak Nieuwe Testament een scriptie schrijven over de Verheerlijking op de Berg. Ik herinner me dat ik er opgewekt mee aan de slag ging en uit diverse wetenschappelijke tijdschriften van alles te weten kwam. Tot ik stuitte op een ingewikkeld probleem. Was die Verheerlijking nu echt gebeurd of niet? Waren Mozes en Elia werkelijk uit de hemel neer gedaald? Was het gezicht van Jezus echt stralend wit geworden? Had je bij wijze van spreken een foto van de ontmoeting kunnen maken?
Ik kwam daar toen niet goed uit en dat vond ik zorgelijk, want de zeggingskracht van het verhaal stond of viel voor mij met historische betrouwbaarheid. Als de verheerlijking op de berg niet ‘echt’ gebeurd zou zijn, zou het zijn waarde verliezen. Het zou een verzinsel zijn. Een sprookje. Want het was het één of het ander. Echt gebeurd of verzinsel. Diepste waarheid of Roodkapje….
Ik weet niet of ik aan die vragen al toe was toen ik als vierdejaars student mijn tanden zette in de Verheerlijking op de Berg. Ik denk eigenlijk van niet. Ik denk dat ik het zag als een verhaal waarin ons in een donderslag als een knipoog van God te verstaan werd gegeven: maak je geen zorg, het loopt goed af. Hij is Mijn Zoon, de Uitverkorene. Alles als echt gebeurde geschiedenis. Daarom hechtte ik daar zo aan .
Maar nu? Natuurlijk vind ik het heerlijk als iets goed af loopt. Maar belangrijker, wezenlijker vind ik het om het uit te houden als het niet goed af loopt. Het uit te houden in gemis, tekort, falen, verdriet of onrecht. Daarom spreekt me zo’n verhaal van Havel mij aan. In de gevangenis, zonder enig uitzicht op verandering, toch opgenomen in de wijdte van het zijn. Omringd door barmhartigheid. Ik ken dat gevoel. Het gevoel opgenomen te zijn in de wijdte van Gods barmhartigheid.
[8] Matthijs vanNieuwkerk bevraagt Boudewijn naar zijn geloof in een weerzien van zijn moeder n.a.v. het lied Hoe Meer Ik Dichterbij Kom (van de cd Windveren)
Kijk mama, kijk! / Hier sta ik, inmiddels oud en grijs
Kijk mama, kijk! / Waar je ook bent in het eeuwige niets
Of zoals je zelf altijd wilde geloven / Misschien hier ergens boven
In een hemels paradijs
Het moest er eens van komen / Die winter van verlangen
Na een lange open zomer/ En een herfst met oude bomen
Nu de stille wereld die zich sluit / Het moest er eens van komen
De sneeuw die alles toedekt /Als een zachte witte mantel
Over herinneringen en dromen / En het verre jeugdgeluid
Kijk mama, kijk! / Hier sta ik, inmiddels oud en grijs
Kijk mama, kijk! / Waar je ook bent in het eeuwige niets
Of zoals je zelf altijd wilde geloven / Misschien hier ergens boven
In een hemels paradijs
Er was een jaar van samen / Het waren barre tijden
Van onmacht, en van wanhoop / En het verbeten schamen
En een moederziel, alleen verdriet / Er was een jaar van samen
Dat honger moest verzachten / Al was het maar voor even
Voordat de engelen kwamen / En jij de gele hel verliet
Kijk mama, kijk! / Hier sta ik, inmiddels oud en grijs
Kijk mama, kijk / Kijk mama, kijk
Hoe meer ik dichter bij kom / Hoe meer ik aan je denk
En misschien zal het gebeuren Ik weet het niet
En zul je blij verrast zijn, als je ziet
– En zul je blij verrast zijn, als je ziet
Dat ik naar je wenk
[9] Ik ben dan wel bekend nu als Boudewijn de Groot
M’n moeder weet van niets, m’n moeder namelijk is dood
Ik heb nog een paar foto’s, uit Indië waarop ze staat
Als verstilde danseres in een lang en wit gewaad
Op de schoorsteenmantel haar portret, we kijken naar elkaar
Haar ogen zijn mijn ogen, maar lijk ik ook op haar
Soms doet het verre carillon me denken aan de gamelan
Aan het land waar alles begon
Nederlands-Indië, m’n moeder, ik mis ze soms
Maar ik weet er weinig van.
[10] In zijn autobiografisch boek ‘Hoogtevrees in Babylon’
[11] Idem, Hoogtevrees in Babylon
[12] Net zoals Boudewijn de Groot heb ik meer dan eens kippenvel gehad; maar eigenlijk nooit begrepen hoe of waardoor dat kwam. Totdat nu bijna vier jaar geleden mijn nichtje na afloop van de begrafenis van onze tante bij me kwam en zei: “Ik heb de hele tijd je moeder naast je zien staan.” Ik ben nog nooit zo perplex geweest als toen. Het voelde alsof er een tip van de sluier werd opgelicht en ik in een spiegel keek, maar nog steeds in raadselen. Een teken, maar zonder bijsluiter, een teken, zonder uitleg van de betekenis. Totdat ik nu twee jaar geleden gedreven door een vreemde intuïtie aanbelde bij een ouder echtpaar, dat ik ooit eens had ontmoet op de begraafplaats. Zonder afspraak. Maar ze bleken niet in het minst verrast. “Ik wist wel dat je zou komen!” zei de man. Ik moet heel dom hebben gekeken, want ik had toch echt niks van tevoren laten weten. De man ging door en zei: “Ik had je telefoonnummer al uitgezocht, want ik wilde je bellen.” ”Waarom wilde u mij bellen?”, vroeg ik. Toen antwoordde hij: “elke keer als ik naar de begraafplaats ga, zie ik je moeder daar staan. Ze wenkt mij en zegt tegen mij: ga na mijn zoon en zeg tegen hem dat hij naar het graf moet komen. Want als hij daar is, dan moet hij alles loslaten en dan zal ik hem nieuwe energie geven.”
[13] Ger Groot Het mysterie-tekort; bespreking van Taylor’s ‘A Secular Age’, over de relatie tussen religie en de rede. NRC 18 januari 2008 De verklaring ligt voor de hand. Het wetenschappelijk inzicht heeft het bestaan van een goddelijke hand steeds onwaarschijnlijker gemaakt. Naarmate de rede verder oprukte, heeft het geloof zich moeten terugtrekken in almaar afgelegener bastions, waarvan het Intelligent Design de meest recente is. De rede heeft het geloof als het ware van de wereld ‘afgepeld’, om een glanzende kiemcel over te houden waarvan alles inzichtelijk werd – of althans op termijn beloofde te worden.
Dat is wat Taylor de ‘kleineringstheorie’ noemt. De intellectuele geschiedenis is daarin een lange strijd van de ratio tegen het obscurantisme van het geloof, waaruit zij ten slotte triomfantelijk tevoorschijn komt. Het is de historia oficial van de geseculariseerde cultuur waarin wij leven en waarvan Jan Blokker twee weken geleden in zijn column nog een samenvatting gaf. Met verwondering stelde hij vast hoe grote geleerden in de 17de eeuw wel steeds dieper doordrongen in de mysteries van de natuur, maar voor alle zekerheid toch nog een lijntje openhielden naar God.
[14] The Beatles compleet : het verhaal van de 213 songs Jean-Michel Guesdon, Philippe Margotin, zie ook Howard Sounes: Fab An Intimate Life of Paul McCartney
[15] Lucas 9:33
Marcus 9:6 Want hij wist niet, wat hij antwoorden moest, want zij waren zeer bevreesd.
[16] Mattheus 17:9 En terwijl zij van de berg afdaalden, gebood Jezus hun, zeggende: Vertelt niemand dit gezicht, voordat de Zoon des mensen uit de doden is opgewekt.
Marcus 9:9 En terwijl zij van de berg afdaalden, verbood Hij hun, dat zij iemand zouden vertellen, hetgeen zij gezien hadden, voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan.
Lucas 9:36 En terwijl die stem klonk, bevond Jezus Zich alleen. En zij zwegen en verhaalden in die dagen aan niemand iets van hetgeen zij gezien hadden.
[17] Laura Lynne Jackson Tekens zijn overal Amsterdam 2019 Als je denkt dat een teken echt is, hoef je je er geen zorgen over te maken of de mensen je niet geloven of denken dat je niet helemaal in orde bent. Dat gebeurt toch wel, met allerlei verschillende dingen en gesprekson-derwerpen. Er zullen altijd mensen zijn die een afwijkende mening bekri-tiseren. Maar als je je verhaal met iemand deelt, zou je ervaring ook best eens geaccepteerd kunnen worden. Als jij je verhaal deelt, delen zij dat van hen misschien zelfs wel. En iets moois met iemand delen vergroot en verspreidt die blijdschap alleen maar. Praat dus. Vertel je verhaal. Deel je tekens.
[18] 1 Korinthiers 13:12 12
[19] Hand. 2: 22 vv
[20] Hand: 2:36 vv