Open brief aan paus Franciscus 1

Toen ik nog in Roermond woonde, kon ik de vreugde om de verkiezing van de nieuwe paus van dichtbij meemaken. Zijn naam en optreden wekten bij velen hoge verwachtingen. Ook bij mij. En ik besloot de nieuwe paus een brief te schrijven met het oog op wederzijdse toenadering. Had Christus zelf niet om de eenheid van Zijn kerk gebeden? Daarom.

Lieve Broeder In Rome,

Vergeeft u het mij, dat ik u niet aanspreek als zijn heiligheid, maar in navolging van 18 Duitse collega’s in 2011 aanspreek als broeder in Christus.

Allereerst zou ik u, als eenvoudig protestantse predikant, willen feliciteren met uw verkiezing tot hoofd van de rooms-katholieke kerk. Uw keuze tot paus en de naam, die u daarbij hebt gekozen, hebben bij veel mensen verwachtingen opgewekt, zowel in uw eigen kerk als ook daarbuiten. Was uw naamgenoot Franciscus niet degene geweest, die in de dertiende eeuw de kerk herinnerde aan haar oorspronkelijke roeping? En pleitte u daarom niet in uw installatiepreek voor de bescherming van de zwaksten in de samenleving? En noemde u daarom ook niet de ouderen, de armen en “de mensen aan wie wij het laatst denken’ en riep u daarom ook niet op tot bescherming van de schepping? U sprak daarover in een duidelijk taal en u zult ongetwijfeld hebben gehoord dat het met gejuich werd begroet.

Maar u zult vast ook wel ook weten dat uw naamgenoot zelf nog een stap verder ging. Het zal u wellicht bekend zijn, hoe uw naamgenoot vriend en vijand verraste door een verblijf in dienstbaarheid onder de heidense moslims, toen een verre voorganger van u, paus Innocentius III, opriep tot de vierde kruistocht om de stad Jeruzalem te heroveren op diezelfde Saracenen. Diens vreedzame benadering van de islam, dialogisch avant la lettre was geïnspireerd door het voorbeeld, dat hij in Jezus Christus had leren kennen, nl. dat van nederige dienstbaarheid, die uitnodigt om in een geest van vrede en geweldloosheid onder andere mensen te gaan, hun werk en leven te delen en zo te midden van hen, Gods aanwezigheid te ontdekken. Dit bracht uw naamgenoot er toe om in 1219 persoonlijk op bezoek te gaan bij de sultan van Damiate, waar hij hoffelijk werd ontvangen en spirituele gesprekken voerde.

Om die reden zou ik u bij het begin van uw ambtsaanvaarding het volgende graag aan het hart willen leggen. Over vier jaar is precies 500 jaar geleden dat een augustijner monnik de kerk wilde herinneren aan haar roeping. Zoals eerder uw naamgenoot signaleerde hij vele misstanden in de kerk en spijkerde die in 95 stellingen op de deur van een kloosterkerk. Helaas werd hij door uw voorganger paus Leo X vier jaar daarna geëxcommuniceerd. De gevolgen van die veroordeling hebben ons land en heel Europa voor meerdere eeuwen bloedig getekend en verschillende van mijn verre voorgangers hier in Roermond hebben hun geloofsovertuiging met de dood moeten bekopen

Maar juist omdat uw naamgenoot Franciscus woordenstrijd in de omgang met andersdenkenden en andersgelovigen afwees en armoede, dienstbaarheid, geweldloosheid zonder wapenen, zelfs zonder het wapen van het woord propageerde, zou ik na vijf eeuwen willen pleiten voor de opheffing van die banvloek. Het jaar 2017 zou bij uitstek geschikt zijn om het gelijk van deze gewezen augustijner monnik te erkennen en hem postuum weer in uw gemeenschap op te nemen.

Ik schrijf dat niet zonder eigenbelang: het is mijn overtuiging dat wij als christelijke gemeenschappen in deze geseculariseerde tijd elkaar heel hard nodig hebben om een geloofwaardig getuigenis van Christus te zijn. Ook wij hebben te maken met massale kerkverlating, ook wij lijden onder de misbruikschandalen, die binnen uw kerk aan het licht zijn gekomen. Ook wij weten straks niet meer hoe we de eindjes aan elkaar moeten knopen.

Ik ben niet zo naïef om te menen , dat een eerherstel van dr. Maarten Luther onmiddellijk tot een eenwording van onze kerken zal leiden; als protestantse kerken hebben we in de eeuwen daarna een heel eigen cultuur en identiteit ontwikkeld. Maar wel zou het in mijn ogen het begin kunnen zijn van een wederzijdse toenadering, waarbij de gedachten van Maarten Luther misschien als brug zouden kunnen dienen naar de radicalere protestanten van mijn soort. Ik denk dan bijvoorbeeld aan zijn ideeën over de eucharistie, de consubstantiatie-leer, die protestanten zou kunnen helpen om de reële presentie van Christus onder de teken van brood en wijn te aanvaarden. En daarnaast zouden onze kerken slagvaardiger kunnen opereren, als het Geneefse kerkmodel zou worden vervangen door het lutherse – met een bisschop aan het hoofd – , dat dichter bij de catholica en het nieuwtestamentisch ideaal is gebleven.

Natuurlijk zijn er meer pijnpunten: het verplichte celibaat en de tweederangs positie van vrouwen in uw kerk zijn m.i. niet meer van deze tijd. Maar misschien kan Luther ook daarin een weg wijzen, toen hij als uitgetreden monnik voor het huwelijk koos. En tenslotte zouden zijn gedachten over ‘het priesterschap van alle gelovigen’ als richtsnoer kunnen dienen voor een democratisering van de kerk.

En als het waar is dat de tijd alle wonden heelt, zou u met diens eerherstel tegemoet komen aan het verlangen naar oecumenische samenwerking en een begin kunnen maken aan herstel van de onderlinge verhoudingen. Niemand minder Jezus Christus heeft daarvoor gebeden en niemand minder dan uw naamgenoot heeft daarin de weg gewezen.

Uw collega en medechristen: Gerard Rinsma